29 april; Het schooltje moet verhuizen. Het lokaal begint net een beetje van Cato te worden, met al
haar mooie producten, maar helaas; we moeten er alweer uit. Het antikraak
contract is opgezegd want het gebouw gaat weer gebruikt worden waarvoor het bedoeld
is: Er komt een school in die nu de leerlingen in noodgebouwtjes moet proppen.
Op zoek dus naar een nieuw
passend onderkomen. Niet te groot, niet te klein, niet te duur, niet te ver
weg, enzovoorts.
Ik zit er behoorlijk van te
balen. Ik had net sinds een paar weken internet gefabriceerd in het lokaal.
Althans dat had een knap vriendje voor mij gedaan. Het was een heel gezoek en
gevogel geweest. Diverse bedrijfjes in het pand hadden in de meterkast
wonderlijke constructies gemaakt met knipperende kastjes en kruislings lopende
snoeren. Terwijl Dick met meetapparatuur de trap op een neer draafde tot het
zweet op zijn voorhoofd parelde, lapten mijn vriendin en ik samen de ramen. Dat
was beter voor de goede vrede want mijn bemoeizucht en domme vragen dreven de
specialist tot wanhoop.
De provider had mij uitgelegd dat
verhuizen geen probleem zou zijn, mits er in het nieuwe onderkomen een
beschikbare lijn is. Dick ziet het
gelukkig als een uitdaging. Als ik mijn mond maar hou gedurende het proces.
Ik maak mij om nog wat anders
zorgen. In januari is het PGB toegekend, maar Cato heeft nog steeds niets
gekregen. Ik bel of mail bijna wekelijks met de afdeling kwaliteit. Dat is de
afdeling waar je terecht komt als je het met een beslissing niet eens bent.
Eigenlijk was mijn bezwaar al weggenomen, zoals ik beschreven heb op 13
februari in “Een tik van de molen”, maar er zit één groot voordeel aan de
afdeling kwaliteit. Deze afdeling heeft een telefoonnummer waarop daadwerkelijk
binnen een acceptabel aantal minuten wordt gereageerd. Het reguliere nummer waar
je als eenvoudige burger zonder klacht met een gewone vraag toe veroordeeld
bent, is hopeloos overbelast. Wachttijden van meer dan tien minuten zijn geen
uitzondering. Bijna altijd gooi ik dan de hoorn erop. Eén keer was ik het zo
beu, dat ik besloot te wachten tot er werd opgenomen. Na twintig
minuten klonk een stem door de telefoon die zei, nadat we onze namen hadden uitgewisseld: “Nou
ik dacht, ik zal maar antwoorden want u zit al twintig minuten te wachten.”
De telefoon van de afdeling
kwaliteit staat blijkbaar niet roodgloeiend, hetgeen om meerdere redenen goed
nieuws is en sinds ik daar een naam heb van iemand die de inhoud van mijn
dochters dossier kent, bel ik alleen nog maar met die afdeling. Helaas helpt
het niet. Er is mij al zes keer verzekerd dat het dossier compleet is en het is
de welwillende medewerker ook
helaas onduidelijk waarom het proces van uitbetalen telkens blijft steken. Om razend van te worden.
De rekeningen van Cato’s begeleiders
stapelen zich op. Visioenen van falende Zorgkantoor medewerkers die ineens
beweren dat Cato eigenlijk bij nader inzien toch geen recht heeft op een PGB
verstoren mijn nachtrust.
Vandaag verzuchtte ik tegen één
van Cato’s begeleiders; “Af en toe lijkt het alsof de school bijzaak is geworden
en de bijzaken hoofdzaken.” Gelukkig hebben de begeleiders van Cato hier geen last van.
Ik moet nog wel even zorgen voor een naadloze overgang naar een nieuw lokaal.
Wordt vervolgd.