De brief van de wethouder (die ik gisteren plaatste) brengt mij helemaal van de kaart. Ik ben er drie dagen ziek van. Ik voel me dom en naïef. Waar bemoei ik mij mee? Waarom maak ik mij hier druk om? Waarom zit ik dit te doen met al die kinderen die eigenlijk op een school thuishoren?
“Ik adviseer u om afspraken te maken met de scholen en schoolbesturen waar de jeugdigen van Acato ingeschreven staan.”
Ik adviseer u? Wie ben ik nu ineens volgens de wethouder?
Meer dan een half jaar geleden nam Stichting Bloemfleur kinderen op, die thuis zaten en niet naar school konden. Sommigen zaten al meer dan een jaar thuis. De Gemeente honoreerde deze actie door PGB’s te verstrekken. De kinderen knapten op bij Acato. Ze zaten eindelijk niet meer thuis. Eindelijk was er iemand die zich om hen bekommert.
Ouders kregen weer hoop, zagen weer een vrolijk kind thuis.
De splinternieuwe wethouder zet nu de PGB’s stop, zonder dat er een alternatief voor is. Is de wethouder dan helemaal niet begaan met deze kinderen? Lopen de kinderen dan geen risico? Dit zijn hele kwetsbare kinderen met autisme en angststoornissen. Hoe kun je als verantwoordelijk gezagsdrager nu zomaar zeggen, zonder dat je eerst de veiligheid van die kinderen waarborgt, terwijl je diezelfde kinderen eerst lekker hebt gemaakt met een oplossing, “we stoppen de financiering?”
“Ga maar met de scholen praten.”
Met die scholen die deze kinderen jaren thuis hebben laten zitten. Die niet van plan waren om iets voor die kinderen te doen en wel hun schoolgeld incasseerden. Die ervoor zorgden dat leerplicht ze als ziek noteerden. Bij die scholen moet ik nu gaan aankloppen:
“Hallo geacht Schoolbestuur. Ik ben van een informele dagbesteding en ik heb die leerling in huis die u al een jaar lang links laat liggen. De wethouder vindt eigenlijk dat u moet betalen voor wat wij hier zitten te doen met die leerling van u die u dus niet meer op uw school wilt hebben omdat hij lastig gevonden wordt of misschien een bedreiging vormt voor de schoolresultaten, of omdat de leerling het gewoonweg niet uithield op uw school.”
Wie denkt dat de schoolbesturen op ons zitten te wachten is naïever dan ik.
Maar de kinderen zitten nu bij ons. Al een half jaar. We maken ze dagelijks mee. We zien ze opfleuren. We kennen de verhalen over hun moeilijke tijd op school. Over hun verdriet toen ze thuiszaten. De wanhoop en de angst. “Hoe kan ik ooit wat worden in de wereld. Ik hoor nergens bij. Niemand wil mij.”
En ineens wordt je dan weer ergens warm opgevangen. Ineens mag je er weer zijn. Mag je weer elke dag gewoon van huis naar school, net als de andere kinderen in de straat.
Ik kan dit niet meer stoppen. Ik kan niet zeggen deze kinderen: “Sorrie jongens, de wethouder heeft er geen zin meer in. Doei.”
Ik verdom het om ze in de steek te laten.