Welke ouder is niet opgelucht als
de peuter een paar dagen per week de last wordt van een ander. Veel ouders,
misschien wel de meesten, laten zo’n 75 % van de opvoeding over aan de
instellingen die daarvoor zijn ingericht: peuterspeelzaal, kinderdagverblijf,
kleuterschool, naschoolse opvang en tot slot de ultieme verlossing: school.
Je moet er toch niet aan denken dat
je de kinderen de hele dag om je heen zou hebben? Zelfs in de 16e
eeuw was er een soort bewaarschool waar je de kroost een deel van de dag kon
achterlaten. Versleten koetsiers die niet meer bij weer en wind op de bok
konden zitten zwaaiden er de scepter. Met een beetje geluk leerde het schoffie
er het ABC en tot tien tellen. Soms ook niet.
Gelukkig is het ook in onze tijd
vanzelfsprekend dat wij onze kinderen niet helemaal alleen hoeven op te voeden.
We kunnen dat met een gerust hart het grootste deel van de week aan een ander over
laten. Onze kinderen die net zo zijn als wij, die herkenbaar reageren en die
met de normale middelen op te voeden zijn, die laten we het grootste deel van
de week over aan de zorg van een vreemde omdat het anders veel te zwaar zou
worden voor de ouders. Ondoenlijk eigenlijk. Kinderen moeten de deur uit.
Anders word je gek!
Kinderen die niet op een herkenbare wijze opgroeien, die behept zijn met allerlei stoornissen, die niet met de bekende
middelen op te voeden zijn, die kunnen niet met een gerust hart worden achtergelaten
op een school. De opvoeding van deze nakomelingen is voor de ouders een
bovenmenselijke krachtsinspanning, maar als de leeftijd bereikt wordt waarbij
andere ouders grotendeels verlost worden van de zorg, beginnen voor deze ouders
de zorgen pas echt.
Het doodnormale recht dat alle
ouders hebben, het recht op verlichting van de taak, wordt deze ouders ontzegd.
Sterker nog, de taak wordt hen schielijk nog onmogelijker gemaakt.
En dat vind ik dus heel vreemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten