Cato is weer vrolijk. Ze loopt voortdurend
te giechelen. Gisteren heeft ze zelfs de hele dag kleren gedragen in plaats van
de eeuwige pyjama waar ze het afgelopen jaar in rondspookte. Ze kwam stralend
thuis uit ‘school’.
“Hoe was het vandaag?” vroeg ik.
“Heel leuk”, riep ze, niet op
haar gebruikelijke monotone toon als een verplichting, maar blij.
“Wat heb je gedaan vandaag?”
vroeg ik, “Kun je dat vertellen?”
“Gestudeerd en geschilderd.”
Dat was een interessante
mededeling. Ze was de dag begonnen met de logopediste. Dat was blijkbaar
studeren voor haar. Dat is ook een juiste beleving want wat de logopediste
aanbiedt vindt ze moeilijk. Cato kan dingen zeggen zolang die door haar eigen
gedachten worden aangestuurd. Als ze over iets wil vertellen wat geweest is
wordt het moeilijk. Ze komt nooit op een zin als: “Toen wij vorige week in
Amsterdam waren hebben wij die jurk gezien. En die wil ik hebben.” Ze zou niet
weten waar te beginnen om mij dit duidelijk te maken. Hoe graag ze die jurk ook
wil hebben. Tijd en plaats oriëntatie, praten en begrippen in woorden gieten.
Als je dat allemaal niet beheerst kun je de meeste gedachten die in je opkomen
niet met iemand delen. Dit veroorzaakt behalve frustratie, machteloosheid en vereenzaming
en dus ook verdriet. Daarom moeten we haar leren om haar gedachten te delen met
anderen. Voor haar levensgeluk en zelfstandigheid.
Na de logopedie mocht ze
schilderen aan een werk van eigen keuze. Piet vertelde dat ze zich daarbij laat
instrueren. Hij had een witte gladde pop voor haar meegenomen. Een
driedimensionaal object om haar te leren diepte te tekenen. De pop sluit aan
bij Cato’s belangstelling voor romantische strips van manga-achtige figuren met
grote glanzende ogen.
Quinten haalde haar om twee uur
uit school. Hij vertelde dat ze enorm veel plezier hadden, Piet en Cato. Samen
fietsten ze naar huis. Ik denk nog een of twee weekjes en dan gaat ze
zelfstandig.
Wonderlijk
genoeg zal iedere zorgende, beleid makende, onderwijsgevende, overheidsdienende,
rechtbewakende, gezaghebbende door ons betaalde bemoeineus die met jonge
opgroeiende mensen te maken heeft je kunnen vertellen hoe belangrijk het is dat
jonge mensen niet uitvallen op school en lusteloos thuis komen te zitten. Er
zijn ontelbare instanties die betaald door het ministerie van OCW zich daar mee
bezig houden. Vreemd genoeg heeft niemand de afgelopen tien maanden naar
het welzijn van Cato geïnformeerd. En trouwens, er zitten ondanks al die
wijsneuzen een paar duizend kinderen thuis. Als we nou eens al die instanties
opheffen, zou dat niet een enorme bezuiniging opleveren? En dan steken we dat
geld in deskundig speciaal onderwijs en handhaving. Dan kan een kind als Cato
gewoon naar school.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten