Academie Cato heeft nu een week redelijk goed gedraaid.
Al had het project een hele moeilijke start. Het was om te beginnen moeilijk om
Cato erop voor te bereiden. Ik kon haar wel vertellen wat we gingen doen maar
ik kon niet voorkomen dat Cato haar eigen voorstelling erbij maakte. En die
vertelde ze mij niet. Wat is school voor Cato? School was tot nu toe voor haar
een plek waar het grootste deel van de dag dingen gebeuren die ze niet
begrijpt. Mensen praten met elkaar; ze verstaat ze niet. Kinderen zijn druk met elkaar
bezig; ze begrijpt het niet.
Ik beloofde haar dat op deze
school voorlopig geen andere kinderen zullen komen en dat ze zal mogen
schilderen.
De eerste schooldag. Ze begon de dag met een uurtje logopedie. Praatles eigenlijk. De
logopediste, Marianne, kende ze al. Vanaf de eerste keer dat die twee elkaar
zagen was het dikke mik. En dat is iets om heel blij mee te zijn want taal is
Cato’s grootste probleem en taalles is dus erg confronterend voor haar. Ze wil
het eigenlijk niet. “Ik kan praten!”, roept ze dan. Maar met Marianne gaat het toch
goed.
Na de logopedieles kwam een beeldend kunstenaar met haar werken. Deze kunstenaar kende ze ook al van een
eerder project. Dat project was mislukt omdat we er een eind voor moesten
rijden. Cato heeft een hekel aan autorijden, dus kwam ze elke keer zo
gefrustreerd op les dat de les niet lukte. Tenminste dat dacht ik. Tijdens deze eerste schooldag bleek het toch de leraar te zijn. Cato zette al haar verzet in. Na een uur al werd ik
gebeld dat het niet ging.
In de auto naar huis zei Cato dat
ze nooit meer naar school wilde. Ik probeerde met haar te praten. “Maar dan
wordt je een zwerver!” riep ik, want dat zijn haar eigen woorden.
“Ik ga nooit meer naar school!”,
schreeuwde ze naar me terug. Ik stopte abrupt de auto. “Cato, wil je dan een
dikke pudding worden? Wil je dan je hele leven in de kelder in je pyjama zitten
en niet bewegen? Dan wordt je een dikke pudding”, ik was wanhopig. Al dat werk,
al die voorbereiding. Ik kende Cato’s ‘nee’. Niemand is zo sterk als zij.
We kwamen met knallende ruzie
thuis. Cato ging onmiddellijk onder de douche staan. Ik stortte mijn hart uit
bij de jongens die erg meeleven met het project. Wessel en Quinten beloofden
met haar te praten.
Toen ik na een poosje langs de
douchedeur kwam waarachter Cato al een half uur het warme water over haar rug
liet lopen, klonk haar stem door de gesloten deur: “Mam!”
“Ja, Cato.”
“Dan wordt ik wel een pudding
hoor.” Zei ze kalm.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten