Vroeger –en dan heb ik het over een
paar honderd jaar geleden- hadden jonge mensen maar weinig in te brengen als
het ging om een huwelijkspartner. Het werd voor ze geregeld. Meisjes werden
uitgehuwelijkt. Soms waren ze op hun
veertiende al onder de pannen. Om het geld of de bezittingen in de familie te
houden trouwden neven met nichten en daar kreeg je dan van die knettergekke
edellieden van en prinsen en koningen zoals die Habsburgers met hun enorme
kinnebakken.
Of zo’n edelman of –vrouw nou gek
was of niet deed helemaal niet ter zake. Het mens ging toch niet naar school. Er
kwam een leraar aan huis, of een gouvernante en die werd dan misschien gebeten
door het hysterische prinsesje of kreeg de boeken naar het hoofd gesmeten van
de licht gestoorde erfgenaam; gek of niet gek, op een goed moment werd er een passende
wederhelft gevonden, want contactgestoord heette toen excentriek. En excentriek
waren ze allemaal. Dat was helemaal niet erg.
Geweldige tijd moet het geweest
zijn. Trouwens; wat betreft onderwijs gaan we met dit land hardhollend richting
middeleeuwen. Onze wat excentrieke kinderen zijn allang niet meer welkom op de
scholen. Die zitten thuis, net als toen.
We moeten ineens weer zelf een
leraar of gouvernante regelen voor het afwijkende kind. Cato, onze excentrieke
dochter is te laat geboren. In de tijd van Jane Austen had ze een toekomst
gehad. Ze kan prachtig schilderen en borduren. Ze kan tennissen en paardrijden.
Dat heeft ze uiteraard allemaal niet op school geleerd. Toch is ze er helemaal
klaar voor.
Nu alleen nog een gekke prins of
edelman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten